ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.314.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
30.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1059/2010 VAN DE COMMISSIE
van 28 september 2010
houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van afwasmachines
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2010/30/EU moet de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen betreffende de etikettering van energiegerelateerde producten die een aanzienlijk energiebesparend potentieel en een sterk verschil in prestatieniveaus bij een soortgelijke werking vertonen. |
(2) |
In Richtlijn 97/17/EG van de Commissie van 16 april 1997 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke afwasmachines betreft (2), zijn bepalingen vastgelegd voor de energie-etikettering van huishoudelijke afwasmachines. |
(3) |
Het elektriciteitsverbruik van huishoudelijke afwasmachines vertegenwoordigt een groot deel van het totale elektriciteitsverbruik van huishoudens in de Unie. De energie-efficiëntie is al verbeterd, maar het energieverbruik van huishoudelijke afwasmachines kan nog veel meer worden teruggedrongen. |
(4) |
Richtlijn 97/17/EG moet worden ingetrokken en nieuwe bepalingen moeten worden vastgesteld bij deze verordening zodat het energielabel voor leveranciers een dynamische stimulans vormt om de energie-efficiëntie van huishoudelijke afwasmachines verder te verbeteren en er zich snel een kentering op de markt voordoet waardoor energiezuinige technologieën beschikbaar komen. |
(5) |
De informatie op het etiket moet worden verkregen volgens betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meetmethoden waaronder, indien beschikbaar, geharmoniseerde normen die zijn vastgesteld door de Europese normalisatie-instellingen die worden genoemd in bijlage I bij Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (3). |
(6) |
In deze verordening dienen een uniform ontwerp en een uniforme inhoud voor het etiket voor huishoudelijke afwasmachines te worden vastgelegd. |
(7) |
Voorts moeten in deze verordening vereisten worden vastgelegd voor de technische documentatie en de productkaart voor huishoudelijke afwasmachines. |
(8) |
Daarnaast moeten in deze verordening vereisten worden gespecificeerd voor de informatie die dient te worden verstrekt voor elke vorm van afstandsverkoop van en advertenties en technisch promotiematerieel voor huishoudelijke afwasmachines. |
(9) |
Het is opportuun om in een herziening van deze verordening te voorzien waarbij rekening wordt gehouden met de technologische vooruitgang. |
(10) |
Ter vergemakkelijking van de overgang van Richtlijn 97/17/EG naar deze verordening, moeten huishoudelijke afwasmachines met etiketten die overeenkomstig deze verordening zijn opgesteld, worden beschouwd als conform Richtlijn 97/17/EG. |
(11) |
Richtlijn 97/17/EG dient daarom te worden ingetrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Doel en toepassingsgebied
In deze verordening worden eisen vastgesteld voor de etikettering van en het verstrekken van aanvullende productinformatie over elektrische huishoudelijke afwasmachines en voor aansluiting op het elektriciteitsnet bestemde elektrische huishoudelijke afwasmachines die ook op batterijen kunnen werken, inclusief die welke voor niet-huishoudelijk gebruik worden verkocht en ingebouwde huishoudelijke afwasmachines.
Artikel 2
Definities
Met het oog op de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Richtlijn 2010/30/EU en wordt verstaan onder:
1. |
„huishoudelijke afwasmachine”: een machine die borden, glazen, bestek en kookgerei wast, spoelt en droogt met chemische, mechanische, thermische en elektrische middelen en die ontworpen is om hoofdzakelijk voor niet-professionele doeleinden te worden gebruikt; |
2. |
„huishoudelijke inbouwafwasmachine”: een huishoudelijke afwasmachine bestemd om te worden geïnstalleerd in een kast, een daartoe bestemde nis in een muur of een soortgelijke locatie, en waarbij afwerking van het meubilair vereist is; |
3. |
„couvert”: een set borden, glazen en bestek voor één persoon; |
4. |
„nominale capaciteit”: het maximale aantal couverts dat samen met het door de leverancier vermelde serveergerei met het geselecteerde programma van een huishoudelijke afwasmachine kan worden afgewassen, wanneer het overeenkomstig de instructies van de leverancier in de afwasmachine wordt geplaatst; |
5. |
„programma”: een reeks vooraf gedefinieerde handelingen die door de leverancier geschikt worden geacht voor specifieke niveaus van bevuiling of types van belading of beide, en die samen een volledige cyclus vormen; |
6. |
„programmatijd”: de tijd tussen het begin en het einde van het programma, waarbij de door de eindgebruiker geprogrammeerde startvertraging niet wordt meegerekend; |
7. |
„cyclus”: een volledig afwas-, spoel- en droogproces, zoals gedefinieerd voor het geselecteerde programma; |
8. |
„uitstand”: een toestand waarbij de huishoudelijke afwasmachine is uitgeschakeld met bedieningsinstrumenten of schakelaars van het toestel die door de eindgebruiker tijdens het normale gebruik kunnen worden bediend om het laagste energieverbruik te bereiken, en die onbepaalde tijd kan duren terwijl de huishoudelijke afwasmachine is aangesloten op een energiebron en overeenkomstig de instructies van de leverancier wordt gebruikt. Wanneer er geen bedieningsinstrument aanwezig is, betekent „uitstand” de toestand die wordt bereikt nadat de huishoudelijke afwasmachine zelf is teruggekeerd naar een steady-state-energieverbruik; |
9. |
„sluimerstand”: de stand met het laagste energieverbruik, die gedurende onbepaalde tijd na het voltooien van het programma en het uitladen van de huishoudelijke afwasmachine kan blijven voortduren zonder verdere tussenkomst door de eindgebruiker; |
10. |
„gelijkwaardige afwasmachine”: een in de handel verkrijgbaar model van een huishoudelijke afwasmachine met dezelfde nominale capaciteit, technische en prestatiekenmerken, energie- en waterverbruik en geluidsemissie via de lucht als een ander model huishoudelijke afwasmachine die door dezelfde leverancier in de handel wordt gebracht met een ander codenummer; |
11. |
„eindgebruiker”: een consument die een huishoudelijke afwasmachine koopt of naar verwachting zal kopen; |
12. |
„verkooppunt”: een locatie waar huishoudelijke afwasmachines worden tentoongesteld en/of te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden. |
Artikel 3
Verantwoordelijkheden van leveranciers
De leveranciers zorgen ervoor dat:
a) |
elke huishoudelijke afwasmachine wordt geleverd met een gedrukt etiket in het formaat en met vermelding van de informatie zoals beschreven in bijlage I; |
b) |
een productkaart, zoals beschreven in bijlage II, beschikbaar wordt gesteld; |
c) |
de technische documentatie zoals beschreven in bijlage III op verzoek beschikbaar wordt gesteld aan de autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie; |
d) |
in elke advertentie voor een specifiek model van een huishoudelijke afwasmachine de energie-efficiëntieklasse wordt vermeld, indien de advertentie energiegerelateerde of prijsinformatie bevat; |
e) |
in al het technisch promotiemateriaal betreffende een specifiek model van een huishoudelijke afwasmachine waarin de specifieke technische parameters voor dat model worden beschreven, de energie-efficiëntieklasse van dat model vermeldt. |
Artikel 4
Verantwoordelijkheden van handelaars
De handelaars zorgen ervoor dat:
a) |
op elke huishoudelijke afwasmachine in het verkooppunt het overeenkomstig artikel 3, onder a), door de leveranciers verstrekte etiket is aangebracht op de buitenzijde van de voor- of bovenkant van de huishoudelijke afwasmachine, zodat het duidelijk zichtbaar is; |
b) |
huishoudelijke afwasmachines die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden en waarbij van de eindgebruiker niet kan worden verwacht dat hij de huishoudelijke afwasmachine uitgestald te zien krijgt, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig bijlage IV door de leveranciers te verstrekken informatie; |
c) |
in elke advertentie voor een specifiek model van een huishoudelijke afwasmachine de respectieve energie-efficiëntieklasse wordt vermeld, indien de advertentie energiegerelateerde of prijsinformatie bevat; |
d) |
in al het technisch promotiemateriaal betreffende een specifiek model van een huishoudelijke afwasmachine waarin de specifieke technische parameters voor dat model worden beschreven, de energie-efficiëntieklasse van dat model wordt vermeld. |
Artikel 5
Meetmethoden
De op grond van de artikelen 3 en 4 te verstrekken informatie wordt verkregen met behulp van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures waarbij gebruik wordt gemaakt van erkende meetmethoden die beantwoorden aan de stand van de techniek.
Artikel 6
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
De lidstaten passen de procedure van bijlage V toe bij het beoordelen van de conformiteit van de opgegeven energie-efficiëntieklasse, het jaarlijkse energieverbruik, het jaarlijkse waterverbruik, de droogefficiëntie-index, de programmatijd, het energieverbruik in de uitstand en de sluimerstand, de duur van de sluimerstand en de geluidsemissie via de lucht.
Artikel 7
Evaluatie
De Commissie evalueert deze verordening uiterlijk vier jaar na haar inwerkingtreding op basis van de technologische vooruitgang. Tijdens de evaluatie worden met name de in bijlage V vastgestelde toleranties gecontroleerd.
Artikel 8
Intrekking
Richtlijn 97/17/EG wordt ingetrokken met ingang van 20 december 2011.
Artikel 9
Overgangsbepalingen
1. Artikel 3, onder d) en e), en artikel 4, onder b), c) en d), gelden niet voor drukwerk voor reclamedoeleinden en gedrukt technisch promotiemateriaal, gepubliceerd vóór 30 maart 2012.
2. Huishoudelijke afwasmachines die in de handel werden gebracht vóór 30 november 2011 voldoen aan de bepalingen van Richtlijn 97/17/EG.
3. Indien een uitvoeringsmaatregel voor Richtlijn 2009/125/EG (4) van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke afwasmachines was vastgesteld, moeten huishoudelijke afwasmachines die voldoen aan de bepalingen van deze uitvoeringsmaatregel met betrekking tot de afwasefficiëntie-eisen en het bepaalde in deze verordening, en die in de handel worden gebracht of te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden vóór 20 december 2011 worden beschouwd als in overeenstemming met de eisen van Richtlijn 97/17/EG.
Artikel 10
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Ze is van toepassing met ingang van 20 december 2011. Artikel 3, onder d) en e), en artikel 4, onder b), c), e), d), zijn van toepassing met ingang van 20 april 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 september 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 153 van 18.6.2010, blz. 1.
(2) PB L 118 van 7.5.1997, blz. 1.
(3) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
(4) PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
BIJLAGE I
Etiket
1. ETIKET
1. |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
2. |
Het ontwerp van het etiket moet in overeenstemming zijn met het model in punt 2. In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een „EU-milieukeur’ is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1), een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd. |
2. ONTWERP VAN HET ETIKET
Het etiket moet in overeenstemming zijn met het onderstaande model:
waarbij:
a) |
het etiket minstens 110 mm breed en 220 mm hoog moet zijn. Als het etiket op groter formaat wordt afgedrukt, moet de inhoud toch evenredig met bovenstaande specificaties blijven; |
b) |
de achtergrond wit moet zijn; |
c) |
de gebruikte kleuren cyaan, magenta, geel en zwart moeten zijn en volgens het volgende voorbeeld moeten worden gebruikt: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel, 0 % zwart; |
d) |
het etiket aan de volgende vereisten moet voldoen (de cijfers verwijzen naar bovenstaande figuur):
|
BIJLAGE II
Productkaart
1. |
De informatie op de productkaart van de huishoudelijke afwasmachine moet in de onderstaande volgorde worden verstrekt en opgenomen in de productbrochure of andere schriftelijke informatie die samen met het product wordt geleverd:
|
2. |
Eén productkaart kan betrekking hebben op meerdere modellen huishoudelijke afwasmachines die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
3. |
De informatie op de kaart kan worden verstrekt door het etiket in kleur of in zwart-wit af te beelden. In dit geval wordt ook de nog niet op het etiket weergegeven informatie van punt 1 verstrekt. |
BIJLAGE III
Technische documentatie
1. |
De in artikel 3, onder c), bedoelde technische documentatie bevat:
|
2. |
Wanneer de informatie in de technische documentatie voor een bepaald model huishoudelijke afwasmachine is verkregen door berekeningen op basis van het ontwerp of door extrapolatie van gegevens van andere equivalente huishoudelijke afwasmachines, of beide, dan dient de documentatie nadere bijzonderheden te bevatten over bedoelde berekeningen of extrapolaties, of beide, en over de tests die leveranciers hebben uitgevoerd om de nauwkeurigheid van die berekeningen te controleren. De informatie moet ook een lijst bevatten van alle andere equivalente huishoudelijke afwasmachines waarover de informatie op soortgelijke wijze is verkregen. |
BIJLAGE IV
Informatie die moet worden verstrekt wanneer de eindgebruiker het product vermoedelijk niet uitgestald ziet
1. |
De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, onder b), wordt in de volgende volgorde verstrekt:
|
2. |
Wanneer daarnaast andere in de productkaart opgenomen informatie wordt verstrekt, gebeurt dit in de in bijlage II vermelde vorm en volgorde. |
3. |
Alle informatie waarnaar in deze bijlage wordt verwezen, dient in een leesbaar lettertype en een leesbare lettergrootte te worden afgedrukt of afgebeeld. |
BIJLAGE V
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Teneinde te controleren of aan de in de artikelen 3 en 4 vermelde eisen is voldaan, testen de autoriteiten van de lidstaten één huishoudelijke afwasmachine. Wanneer de waarden van de gemeten parameters niet overeenkomen met de door de leverancier opgegeven waarden, binnen de in tabel 1 aangegeven toleranties, worden de metingen uitgevoerd op drie extra exemplaren van deze huishoudelijke afwasmachine. Het wiskundige gemiddelde van de gemeten waarden van deze drie exemplaren moet overeenstemmen met de door de leverancier opgegeven waarden binnen de in tabel 1 aangegeven toleranties, met uitzondering van het energieverbruik, waarbij de gemeten waarden niet meer dan 6 % groter mogen zijn dan de nominale waarde van Et .
Zoniet, dan voldoen dit model en alle andere gelijkwaardige huishoudelijke afwasmachines niet aan de eisen van de artikelen 3 en 4.
De autoriteiten van de lidstaten moeten betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetmethoden toepassen die beantwoorden aan de algemeen erkende stand van de techniek, inclusief methoden die zijn vastgesteld in documenten waarvan de referentienummers met dat doel in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn gepubliceerd.
Tabel 1
Gemeten parameter |
Controletoleranties |
Jaarlijks energieverbruik |
De gemeten waarde mag niet meer dan 10 % groter zijn dan de nominale waarde (1) van AEC . |
Waterverbruik |
De gemeten waarde mag niet meer dan 10 % groter zijn dan de nominale waarde van Wt . |
Droogefficiëntie-index |
De gemeten waarde mag maximaal 19 % kleiner zijn dan de nominale waarde van ID . |
Energieverbruik |
De gemeten waarde mag niet meer dan 10 % groter zijn dan de nominale waarde van Et . |
Programmatijd |
De gemeten waarde mag maximaal 10 % groter zijn dan de nominale waarde van Tt . |
Energieverbruik in de uitstand en de sluimerstand |
De gemeten waarde van het energieverbruik Po en Pl van meer dan 1,00 W mag niet meer dan 10 % groter zijn dan de nominale waarde. De gemeten waarde van het energieverbruik Po en Pl van 1,00 W of minder mag niet meer dan 0,10 W groter zijn dan de nominale waarde. |
Duur van de sluimerstand |
De gemeten waarde mag niet meer dan 10 % groter zijn dan de nominale waarde van Tl . |
Geluidsemissie via de lucht |
De gemeten waarde moet overeenkomen met de nominale waarde. |
(1) onder „nominale waarde” wordt de door de leverancier opgegeven waarde verstaan.
BIJLAGE VI
Energie-efficiëntieklassen en droogefficiëntieklassen
1. ENERGIE-EFFICIËNTIEKLASSEN
De energie-efficiëntieklasse van een huishoudelijke afwasmachine wordt bepaald aan de hand van de bijbehorende energie-efficiëntie-index (EEI), zoals aangegeven in tabel 1.
De energie-efficiëntie-index (EEI) van een huishoudelijke afwasmachine wordt bepaald volgens bijlage VII, punt 1.
Tabel 1
Energie-efficiëntieklassen
Energie-efficiëntieklasse |
Energie-efficiëntie-index |
A+++ (meest efficiënt) |
EEI < 50 |
A++ |
50 ≤ EEI < 56 |
A+ |
56 ≤ EEI < 63 |
A |
63 ≤ EEI < 71 |
B |
71 ≤ EEI < 80 |
C |
80 ≤ EEI < 90 |
D (minst efficiënt) |
EEI ≥ 90 |
2. DROOGEFFICIËNTIEKLASSEN
De droogefficiëntieklasse van een huishoudelijke afwasmachine wordt bepaald aan de hand van de bijbehorende droogefficiëntie-index (ID ), zoals aangegeven in tabel 2.
De droogefficiëntie-index (ID ) wordt bepaald volgens bijlage VII, punt 2.
Tabel 2
Droogefficiëntieklassen
Droogefficiëntieklasse |
Droogefficiëntie-index |
A (meest efficiënt) |
ID > 1,08 |
B |
1,08 ≥ ID > 0,86 |
C |
0,86 ≥ ID > 0,69 |
D |
0,69 ≥ ID > 0,55 |
E |
0,55 ≥ ID > 0,44 |
F |
0,44 ≥ ID > 0,33 |
G (minst efficiënt) |
0,33 ≥ ID |
BIJLAGE VII
Methode voor het berekenen van de energie-efficiëntie-index, de droogefficiëntie-index en het waterverbruik
1. BEREKENING VAN DE ENERGIE-EFFICIËNTIE-INDEX
Voor het berekenen van de energie-efficiëntie-index (EEI) van een huishoudelijke afwasmachine wordt het jaarlijkse energieverbruik van de huishoudelijke afwasmachine vergeleken met het standaard jaarlijkse energieverbruik ervan.
a) |
De energie-efficiëntie-index (EEI) wordt als volgt berekend, afgerond tot op één decimaal: waarbij:
|
b) |
Het jaarlijkse energieverbruik (SAEC ) wordt als volgt berekend in kWh/jaar, afgerond tot op twee decimalen:
|
c) |
Het standaard jaarlijkse energieverbruik (SAEC ) wordt als volgt berekend in kWh/jaar, afgerond tot op twee decimalen:
|
2. BEREKENING VAN DE DROOGEFFICIËNTIE-INDEX
Voor de berekening van de droogefficiëntie-index (ID ) van een huishoudelijke afwasmachine wordt de droogefficiëntie van de huishoudelijke afwasmachine vergeleken met de droogefficiëntie van een referentieafwasmachine, waarbij de referentieafwasmachine de kenmerken moet hebben die vermeld worden in de algemeen erkende meetmethoden die beantwoorden aan de stand van de techniek, inclusief methoden die zijn vastgesteld in documenten waarvan de referentienummers met dat doel in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn gepubliceerd.
a) |
De droogefficiëntie-index (ID ) wordt als volgt berekend, afgerond tot op twee decimalen: ID = exp(lnID ) waarbij:
|
b) |
De droogefficiëntie (D) is de gemiddelde natte score van elk geladen item na voltooiing van een standaardcyclus. De natte score wordt berekend zoals weergegeven in tabel 1: Tabel 1
|
3. BEREKENING VAN HET JAARLIJKSE WATERVERBRUIK
Het jaarlijkse waterverbruik (AWC) van een huishoudelijke afwasmachine wordt als volgt berekend in liter en afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal:
AWC = Wt × 280
waarbij:
Wt |
= |
waterverbruik voor de standaardcyclus, in liter en afgerond tot op één decimaal. |
30.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/17 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1060/2010 VAN DE COMMISSIE
van 28 september 2010
houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke koelapparaten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van Richtlijn 2010/30/EU moet de Commissie gedelegeerde handelingen goedkeuren met betrekking tot de etikettering van energiegerelateerde producten die een aanzienlijk energiebesparingspotenteel bieden en bij een gelijkwaardige functionaliteit sterk verschillen wat de prestatieniveaus betreft. |
(2) |
In Richtlijn 94/2/EG van de Commissie van 21 januari 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke elektrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan betreft (2), zijn bepalingen vastgelegd voor de energie-etikettering van huishoudelijke koelapparaten. |
(3) |
Het elektriciteitsverbruik van huishoudelijke koelapparaten vormt een groot aandeel van het totale elektriciteitsverbruik van huishoudens in de Unie. De energie-efficiëntie is al verbeterd, maar het energieverbruik van huishoudelijke koelapparaten kan nog veel verder worden teruggedrongen. |
(4) |
Richtlijn 94/2/EG dient te worden ingetrokken en nieuwe bepalingen dienen bij deze verordening te worden vastgesteld zodat het energielabel voor fabrikanten een dynamische stimulans vormt om de energie-efficiëntie van huishoudelijke koelapparaten verder te verbeteren en zich snel een kentering op de markt voordoet waardoor energiezuinige technologieën beschikbaar komen. |
(5) |
De bepalingen in deze verordening en in Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke koelapparaten (3), kunnen tezamen leiden tot een jaarlijkse elektriciteits-besparing van 6 TWh tegen 2020 (4) ten opzichte van de situatie waarbij geen maatregelen worden getroffen. |
(6) |
Andere mogelijkheden voor energiebesparing houden verband met producten op de groeiende markten voor absorptiekoelapparaten en wijnbewaarkasten. Deze producten dienen dan ook in de werkingssfeer van deze verordening te worden opgenomen. |
(7) |
Absorptiekoelapparaten zijn geluidloos, maar verbruiken veel meer energie dan compressiekoelapparaten. Op het etiket moet informatie worden opgenomen over de geluidsemissie via de lucht van huishoudelijke koelapparaten, zodat eindgebruikers met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen. |
(8) |
De informatie op het etiket moet worden verkregen volgens betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meetmethoden waaronder, indien beschikbaar, geharmoniseerde normen die zijn vastgesteld door de Europese normalisatie-instellingen die worden genoemd in bijlage I bij Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (5). |
(9) |
In deze verordening dienen een uniform ontwerp en een uniforme inhoud voor het etiket voor huishoudelijke koelapparaten te worden vastgelegd. |
(10) |
Voorts moeten in deze verordening vereisten worden vastgelegd voor de technische documentatie en de productkaart voor huishoudelijke koelapparaten. |
(11) |
Daarnaast moeten in deze verordening vereisten worden vastgelegd voor de informatie die dient te worden verstrekt voor elke vorm van afstandsverkoop van en advertenties en technisch promotiemateriaal voor huishoudelijke koelapparaten. |
(12) |
Het is opportuun om in een herziening van deze verordening te voorzien waarbij rekening wordt gehouden met de technologische vooruitgang. |
(13) |
Ter vergemakkelijking van de overgang van Richtlijn 94/2/EG naar deze verordening moeten koelapparaten met etiketten die overeenkomstig deze verordening zijn opgesteld, worden beschouwd als conform Richtlijn 94/2/EG. |
(14) |
Richtlijn 94/2/EG dient daarom te worden ingetrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Doel en toepassingsgebied
1. In deze verordening worden eisen vastgesteld inzake de etikettering van en het verstrekken van aanvullende productinformatie over op het elektriciteitsnet aangesloten huishoudelijke koelapparaten met een netto-inhoud tussen 10 en 1 500 l.
2. Deze verordening geldt voor op het elektriciteitsnet aangesloten huishoudelijke koelapparaten, met inbegrip van die welke worden verkocht voor niet-huishoudelijk gebruik of voor de koeling van andere producten dan levensmiddelen en met inbegrip van inbouwapparaten.
Ze geldt tevens voor op het elektriciteitsnet aangesloten huishoudelijke koelapparaten die op een accu kunnen werken.
3. Deze verordening is niet van toepassing op:
a) |
koelapparaten die primair worden aangedreven door andere energiebronnen dan elektriciteit, zoals lpg, kerosine en biodiesel; |
b) |
door een accu gevoede koelapparaten die via een afzonderlijk aan te schaffen wissel/gelijkstroomomzetter op het elektriciteitsnet kunnen worden aangesloten; |
c) |
op maat gemaakte koelapparaten, van eenmalige fabricage en niet gelijk aan andere modellen koelapparaten; |
d) |
koelapparaten voor gebruik in de tertiaire sector waarbij de verwijdering van gekoelde levensmiddelen elektronisch wordt geregistreerd, waarna die informatie via een netwerkverbinding automatisch kan worden verstuurd naar een afstandsbedieningssysteem voor administratiedoeleinden; |
e) |
apparaten waarvan de primaire functie niet het bewaren van levensmiddelen door koeling is, zoals vrijstaande ijsmachines of frisdrankautomaten. |
Artikel 2
Definities
Naast de definities in artikel 2 van Richtlijn 2010/30/EU wordt verstaan onder:
1. „levensmiddelen”: voedsel, ingrediënten, dranken, inclusief wijn, en andere hoofdzakelijk voor consumptie bedoelde producten die op een bepaalde temperatuur moeten worden gekoeld;
2. „huishoudelijk koelapparaat”: geïsoleerde kast met één of meer ruimten die is bedoeld voor het koelen of invriezen van levensmiddelen of voor het bewaren van gekoelde of diepgevroren levensmiddelen voor niet-beroepsdoeleinden, gekoeld door één of meer energieverbruikende processen, met inbegrip van apparaten die in meerdere losse delen worden verkocht en door de eindgebruiker tot één geheel worden samengevoegd;
3. „inbouwapparaat”: vast koelapparaat dat is bedoeld voor installatie in een kast, een daartoe bestemde nis in een muur of een soortgelijke locatie, en waarbij afwerking van het meubilair vereist is;
4. „koelkast”: koelapparaat bestemd voor het bewaren van levensmiddelen met ten minste één ruimte die geschikt is voor het bewaren van vers voedsel en/of dranken, inclusief wijn;
5. „compressiekoelapparaat”: koelapparaat waarin de koeling plaatsvindt door middel van een compressor die door een elektromotor wordt aangedreven;
6. „absorptiekoelapparaat”: koelapparaat waarin de koeling plaatsvindt door middel van een absorptieproces waarbij warmte als energiebron wordt gebruikt;
7. „koel-vrieskast”: koelapparaat met ten minste één bewaarruimte voor verse levensmiddelen en ten minste één ruimte die geschikt is voor het invriezen van verse levensmiddelen en het bewaren van diepgevroren levensmiddelen onder driesterrencondities (diepvriesruimte);
8. „diepvriesbewaarkast”: koelapparaat met één of meer ruimten die geschikt zijn voor het bewaren van diepgevroren levensmiddelen;
9. „diepvriezer”: koelapparaat met één of meer ruimten die geschikt zijn voor het invriezen van levensmiddelen, waarin de temperatuur kan variëren van omgevingstemperatuur tot – 18 °C, en dat tevens geschikt is voor het bewaren van diepgevroren levensmiddelen onder driesterrencondities (een diepvriezer kan daarnaast ook over gedeelten en/of ruimten beschikken met een vriesvermogen van twee sterren);
10. „wijnbewaarkast”: koelapparaat dat behalve één of meer bewaarruimten voor wijn geen andere ruimte heeft;
11. „multigebruiksapparaat”: koelapparaat slechts één of meer multigebruiksruimten heeft;
12. „equivalent huishoudelijk koelapparaat”: model huishoudelijk koelapparaat dat in de handel is gebracht met dezelfde bruto- en netto-inhoud, dezelfde technische, rendements- en prestatiekenmerken en hetzelfde type ruimten als een ander model huishoudelijk koelapparaat dat door dezelfde fabrikant in de handel is gebracht onder een andere handelscode;
13. „eindgebruiker”: een consument die een huishoudelijk koelapparaat koopt of naar verwachting zal kopen;
14. „verkooppunt”: een locatie waar huishoudelijke koelapparaten worden tentoongesteld of te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden.
De definities in bijlage I zijn eveneens van toepassing.
Artikel 3
Verantwoordelijkheden van leveranciers
De leveranciers zien erop toe dat:
a) |
elk huishoudelijk koelapparaat wordt voorzien van een gedrukt etiket in het formaat en met de informatie zoals uiteengezet in bijlage II; |
b) |
een productkaart, zoals beschreven in bijlage III, beschikbaar wordt gesteld; |
c) |
de in bijlage IV vermelde technische documentatie op verzoek ter beschikking van de autoriteiten van de lidstaten en van de Commissie wordt gesteld; |
d) |
in elke advertentie voor een specifiek model van een huishoudelijk koelapparaat de energie-efficiëntieklasse wordt vermeld, indien de advertentie energiegerelateerde of prijsinformatie bevat; |
e) |
in al het technisch promotiemateriaal over een specifiek model van een huishoudelijk koelapparaat waarin specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse van dat model wordt vermeld. |
Artikel 4
Verantwoordelijkheden van handelaars
De handelaars zien erop toe dat:
a) |
op elk huishoudelijk koelapparaat in het verkooppunt het door de leverancier overeenkomstig artikel 3, onder a), verstrekte etiket is aangebracht op de buitenzijde van de voor- of bovenkant van deze apparaten, zodat het duidelijk zichtbaar is; |
b) |
huishoudelijke koelapparaten die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden op een wijze die inhoudt dat de eindgebruiker het product waarschijnlijk niet uitgestald ziet, in de handel worden gebracht met de door de leverancier verstrekte informatie in overeenstemming met bijlage V; |
c) |
in elke advertentie voor een specifiek model van een huishoudelijk koelapparaat de energie-efficiëntieklasse ervan wordt vermeld, indien de advertentie energiegerelateerde of prijsinformatie bevat; |
d) |
in al het technisch promotiemateriaal over een specifiek model van een huishoudelijk koelapparaat waarin specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse van dat model wordt vermeld. |
Artikel 5
Meetmethoden
De op grond van artikel 3 te verstrekken informatie wordt verkregen volgens betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meetmethoden, zoals uiteengezet in bijlage VI.
Artikel 6
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
De lidstaten passen de in bijlage VII vastgelegde procedure toe als zij een beoordeling maken van de conformiteit van de opgegeven energie-efficiëntieklasse, het jaarlijkse energieverbruik, de volumes voor verse en diepgevroren levensmiddelen, het invriesvermogen en het voortgebrachte luchtgeluid.
Artikel 7
Herziening
De Commissie herziet deze verordening uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding ervan in het licht van de technologische vooruitgang. Bij deze beoordeling wordt met name gekeken naar de in bijlage VII vastgestelde tolerantiegrenzen en de mogelijkheden om de in bijlage VIII vastgestelde correctiefactoren af te schaffen of te verlagen.
Artikel 8
Intrekking
Richtlijn 94/2/EG wordt ingetrokken met ingang van 30 november 2011.
Artikel 9
Overgangsbepalingen
1. Artikel 3, onder d) en e), en artikel 4, onder b), c) en d), zijn niet van toepassing op drukwerk voor reclamedoeleinden en gedrukt technisch promotiemateriaal, gepubliceerd vóór 30 maart 2012.
2. Huishoudelijke koelapparaten die vóór 30 november 2011 in de handel worden gebracht, moeten voldoen aan de in Richtlijn 94/2/EG vermelde bepalingen.
3. Huishoudelijke koelapparaten die voldoen aan de bepalingen van deze verordening en die vóór 30 november 2011 in de handel worden gebracht of te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden, worden beschouwd als conform Richtlijn 94/2/EG.
Artikel 10
Inwerkingtreding en toepassing
1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Zij is van toepassing met ingang van 30 november 2011. Artikel 3, onder d) en e), en artikel 4, onder b), c) en d), zijn echter van toepassing met ingang van 30 maart 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 september 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 153 van 18.6.2010, blz. 1.
(2) PB L 45 van 17.2.1994, blz. 1.
(3) PB L 191 van 23.7.2009, blz. 53.
(4) Indien gemeten overeenkomstig Cenelec-norm EN 153, februari 2006/EN ISO 15502, oktober 2005.
(5) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
BIJLAGE I
Definities voor de bijlagen II tot en met IX
In het kader van de bijlagen II tot en met IX wordt verstaan onder:
a) |
„no-frost-systeem”: automatisch systeem ter voorkoming van permanente rijp waarbij koeling plaatsvindt door gedwongen luchtcirculatie; de verdamper(s) wordt/worden ontdooid door een automatisch ontdooiingssysteem en het bij ontdooiing vrijgekomen water wordt automatisch verwijderd; |
b) |
„no-frost-ruimte”: elke ruimte die middels een no-frost-systeem wordt ontdooid; |
c) |
„koel-kelderkast”: koelapparaat waarin zich ten minste één bewaarruimte voor verse levensmiddelen en één kelderruimte bevinden, maar geen diepvriesbewaarruimte, chiller of ijsbereider; |
d) |
„kelderkast”: koelapparaat waarin zich één of meer kelderruimten bevinden; |
e) |
„koelkast-chiller”: koelapparaat waarin zich ten minste een bewaarruimte voor verse levensmiddelen en een chiller bevinden, maar geen diepvriesbewaarruimte; |
f) |
„ruimte”: elke van de onder g) tot en met n) genoemde ruimten; |
g) |
„bewaarruimte voor verse levensmiddelen”: ruimte voor het bewaren van niet-diepgevroren levensmiddelen, die in verschillende ruimten kan zijn verdeeld; |
h) |
„kelderruimte”: ruimte voor het bewaren van bepaalde levensmiddelen of dranken op een temperatuur die hoger is dan die van een bewaarruimte voor verse levensmiddelen; |
i) |
„chiller”: ruimte die speciaal is bedoeld voor het bewaren van zeer bederfelijke levensmiddelen; |
j) |
„ijsbereider”: vriesvak dat speciaal is bedoeld voor het maken en bewaren van ijs; |
k) |
„diepvriesbewaarruimte”: vriesruimte die speciaal is bedoeld voor het bewaren van diepgevroren levensmiddelen en wordt ingedeeld op basis van de temperatuur in de ruimte: i) „vriesruimte met één ster”: diepvriesbewaarruimte waarin de temperatuur niet hoger wordt dan – 6 °C, ii) „vriesruimte met twee sterren”: diepvriesbewaarruimte waarin de temperatuur niet hoger wordt dan – 12 °C, iii) „vriesruimte met drie sterren”: diepvriesbewaarruimte waarin de temperatuur niet hoger wordt dan – 18 °C, iv) „diepvriezer” (of „vriesruimte met vier sterren”): ruimte die geschikt is voor het invriezen van ten minste 4,5 kg, en in geen geval minder dan 2 kg, levensmiddelen per 100 l netto-inhoud, van omgevingstemperatuur tot – 18 °C in 24 uur, die tevens geschikt is voor het bewaren van diepgevroren levensmiddelen onder driesterrencondities en waarbij de diepvriezer of vriesruimte gedeelten met een vriesvermogen van twee sterren mag bevatten, v) „vriesruimte zonder ster”: diepvriesbewaarruimte met een temperatuur van < 0 °C, die ook kan worden gebruikt voor het maken en bewaren van ijs maar niet bedoeld is voor het bewaren van zeer bederfelijke levensmiddelen; |
l) |
„wijnbewaarruimte”: ruimte die uitsluitend is bedoeld voor ofwel bewaring van wijn gedurende korte tijd om deze op de ideale drinktemperatuur te brengen, of voor de bewaring van wijn gedurende langere tijd om deze te laten rijpen, en die de volgende kenmerken heeft:
|
m) |
„multigebruiksruimte”: ruimte bedoeld voor gebruik op twee of meer van de temperaturen van de typen ruimten en die door de eindgebruiker, volgens de aanwijzingen van de fabrikant, zo kan worden ingesteld dat het bedrijfstemperatuurbereik dat voor elk type ruimte geldt, onbeperkt kan worden aangehouden; wanneer de temperatuur van een ruimte echter slechts voor beperkte duur op een ander bedrijfstemperatuurbereik kan worden omgeschakeld (zoals met een snelvriesfunctie), dan is de ruimte geen „multigebruiksruimte” als bedoeld in deze verordening; |
n) |
„andere ruimte”: ruimte, niet zijnde een wijnbewaarruimte, die is bedoeld voor het bewaren van bepaalde levensmiddelen op een temperatuur van meer dan + 14 °C; |
o) |
„tweesterrengedeelte”: gedeelte van een diepvriezer, vriesruimte met drie sterren of een diepvrieskast met drie sterren zonder eigen opening of klep en waarin de temperatuur niet hoger is dan – 12 °C; |
p) |
„diepvrieskist”: diepvriezer waarvan de ruimte(n) vanaf de bovenkant van het apparaat toegankelijk is/zijn of die zowel ruimten van het kist- als van het kasttype heeft, maar waarvan de bruto-inhoud van het eerstgenoemde type meer dan 75 % van de totale bruto-inhoud van het apparaat uitmaakt; |
q) |
„kisttype”: koelapparaat waarvan de ruimte(n) vanaf de bovenkant van het apparaat toegankelijk is/zijn; |
r) |
„kasttype”: koelapparaat waarvan de ruimte(n) vanaf de voorkant van het apparaat toegankelijk is/zijn; |
s) |
„snelvriesfunctie”: omkeerbare functie die wordt geactiveerd door de eindgebruiker volgens de aanwijzingen van de fabrikant en die de bewaartemperatuur van de diepvriezer of het vriezergedeelte verlaagt voor het sneller invriezen van niet-bevroren levensmiddelen; |
t) |
„typeaanduiding”: de (doorgaans alfanumerieke) code waarmee een specifiek model koelapparaat wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde leveranciersnaam. |
BIJLAGE II
Etiket
1. ETIKET VOOR HUISHOUDELIJKE KOELAPPARATEN INGEDEELD IN ENERGIE-EFFICIËNTIEKLASSEN A+++ TOT EN MET C
1. |
De volgende informatie dient in het etiket te worden opgenomen:
Voor wijnbewaarkasten echter worden de punten V en VI vervangen door de nominale inhoud in aantal standaardflessen van 75 centiliter die overeenkomstig de aanwijzingen van de fabrikant in het apparaat passen. |
2. |
Het ontwerp van het etiket moet in overeenstemming zijn met het model in punt 3, onder 1. In afwijking van het bovenstaande mag, wanneer aan een bepaald model een EU-milieukeur is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1), een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd. |
2. ETIKET VOOR HUISHOUDELIJKE KOELAPPARATEN INGEDEELD IN ENERGIE-EFFICIËNTIEKLASSEN D TOT EN MET G
1. |
De informatie in punt 1, onder 1, wordt in dit etiket opgenomen. |
2. |
Het ontwerp van het etiket moet in overeenstemming zijn met het model in punt 3, onder 2. In afwijking van het bovenstaande mag, wanneer aan een bepaald model een EU-milieukeur is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010, een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd. |
3. ONTWERP VAN HET ETIKET
1. |
Voor huishoudelijke koelapparaten die zijn ingedeeld in de energie-efficiëntieklassen A+++ tot en met C, behalve voor wijnbewaarkasten, wordt het etiket volgens het onderstaande model ontworpen:
Specificaties:
|
2. |
Voor huishoudelijke koelapparaten die zijn ingedeeld in de energie-efficiëntieklassen D tot en met G, behalve voor wijnbewaarkasten, wordt het etiket volgens het onderstaande model ontworpen:
Specificaties: Het etiket wordt overeenkomstig punt 3, onder 1, van deze bijlage ontworpen. In afwijking hiervan geldt voor nummer 8 het volgende:
|
3. |
Voor wijnbewaarkasten wordt het etiket volgens het onderstaande model ontworpen:
Specificaties:
|
BIJLAGE III
Productkaart
1. |
De informatie op de productkaart wordt in de volgende volgorde verstrekt en opgenomen in de brochure over het product of andere schriftelijke informatie die bij het product wordt verstrekt.
|
2. |
Een kaart kan betrekking hebben op meerdere modellen koelapparaten die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
3. |
De informatie op de kaart kan worden verstrekt door het etiket in kleur of in zwart-wit af te beelden. In dit geval wordt ook de nog niet op het etiket weergegeven informatie van punt 1 verstrekt. |
BIJLAGE IV
Technische documentatie
1. |
De in artikel 3, onder c), bedoelde technische documentatie bevat:
|
2. |
Wanneer de informatie in de technische documentatie voor een bepaald model huishoudelijk koelapparaat is verkregen door berekeningen op basis van het ontwerp of de extrapolatie van gegevens van andere equivalente koelapparaten, of beide, dan dient de documentatie nadere bijzonderheden te bevatten over bedoelde berekeningen of extrapolaties, of beide, en over tests die leveranciers hebben uitgevoerd om de nauwkeurigheid van die berekeningen te controleren. De informatie bevat ook een lijst van alle andere equivalente huishoudelijke koelapparaten waarover de informatie op soortgelijke wijze is verkregen. |
BIJLAGE V
Informatie die moet worden verstrekt wanneer de eindgebruiker het product vermoedelijk niet uitgestald ziet
1. |
De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, onder b), wordt in de volgende volgorde verstrekt:
|
2. |
Wanneer daarnaast andere in de productkaart opgenomen informatie wordt verstrekt, gebeurt dit in de in bijlage III vermelde vorm en volgorde. |
3. |
Alle in deze bijlage bedoelde informatie wordt in een leesbaar lettertype en op een leesbare grootte afgedrukt of getoond. |
BIJLAGE VI
Metingen
1. Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening dienen metingen te worden verricht aan de hand van een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meetmethoden, waaronder methoden die worden omschreven in documenten waarvan de referentienummers voor dat doel zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. ALGEMENE TESTOMSTANDIGHEDEN
Voor tests gelden de volgende algemene omstandigheden:
1. |
wanneer het apparaat is uitgerust met een verwarmingselement tegen condensvorming dat door de eindgebruiker kan worden in- en uitgeschakeld, wordt dit ingeschakeld en, wanneer instelbaar, op maximaal vermogen gezet; |
2. |
wanneer het apparaat is uitgerust met een dispenser van bijvoorbeeld ijs of gekoeld drinkwater/dranken die door de eindgebruiker kan worden in- en uitgeschakeld, wordt deze tijdens de meting van het energieverbruik ingeschakeld, maar niet in bedrijf gesteld; |
3. |
voor multigebruiksapparaten en -ruimten is de bewaartemperatuur tijdens het meten van het energieverbruik de nominale temperatuur van de koudste ruimte die door de fabrikant in de gebruiksaanwijzing voor continu normaal gebruik wordt opgegeven; |
4. |
voor een „andere ruimte”, zoals omschreven in tabel 5 van bijlage VIII, wordt het energieverbruik van een huishoudelijk koelapparaat bepaald in wat volgens de gebruikershandleiding van de fabrikant voor continu, normaal gebruik de koudste configuratie is. |
3. TECHNISCHE PARAMETERS
De volgende parameters worden vastgesteld:
a) |
„buitenafmetingen”, afgerond tot op de dichtstbijzijnde millimeter; |
b) |
„totale ruimte die bij gebruik is vereist”, afgerond tot op de dichtstbijzijnde millimeter; |
c) |
„totale bruto-inhoud”, afgerond tot op de dichtstbijzijnde hele kubieke decimeter of liter; |
d) |
„netto-inhoud van elke ruimte en totale netto-inhoud”, afgerond tot op de dichtstbijzijnde hele kubieke decimeter of liter; |
e) |
„type no-frost-systeem”; |
f) |
„bewaartemperatuur”; |
g) |
„energieverbruik”, uitgedrukt in kilowattuur per 24 uur (kWh/24u), tot op drie decimalen nauwkeurig; |
h) |
„tijd voor temperatuurstijging”; |
i) |
„vriesvermogen”; |
j) |
„vochtigheid in wijnbewaarruimte”, uitgedrukt als percentage dat is afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal, en |
k) |
„geluidsemissie via de lucht”. |
BIJLAGE VII
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Teneinde te controleren of aan de in de artikelen 3 en 4 vermelde eisen is voldaan, beproeven de autoriteiten van de lidstaten een enkel huishoudelijk koelapparaat. Wanneer de waarden van de gemeten parameters niet overeenkomen met de door de leverancier opgegeven waarden binnen de in tabel 1 aangegeven tolerantiegrens, worden de metingen uitgevoerd op nog drie huishoudelijke koelapparaten. Het rekenkundig gemiddelde van de gemeten waarden van deze drie huishoudelijke koelapparaten moet binnen de in tabel 1 aangegeven tolerantiemarge liggen.
Wanneer dit niet het geval is, worden het model en alle andere equivalente modellen huishoudelijke koelapparaten geacht niet aan de eisen te voldoen.
Naast de in bijlage VI beschreven procedure maken de autoriteiten van de lidstaten gebruik van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meetmethoden, waaronder begrepen de meetmethoden die staan beschreven in documenten waarvan de referentienummers voor dat doel zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Tabel 1
Gemeten parameter |
Controletoleranties |
Nominale bruto-inhoud |
De gemeten waarde mag maximaal 3 % of 1 l lager zijn dan de nominale waarde (1), waarbij de grootste van de twee bepalend is. |
Nominale netto-inhoud |
De gemeten waarde mag maximaal 3 % of 1 l lager zijn dan de nominale waarde, waarbij de grootste van de twee bepalend is. Wanneer de eindgebruiker de inhoud van de kelderruimte en die van de bewaarruimte voor verse levensmiddelen ten opzichte van elkaar kan verstellen, geldt deze meetonnauwkeurigheid voor de situatie waarin de kelderruimte op de minimale inhoud is ingesteld. |
Vriesvermogen |
De gemeten waarde mag maximaal 10 % lager zijn dan de nominale waarde. |
Energieverbruik |
De gemeten waarde mag maximaal 10 % hoger zijn dan de nominale waarde (E24h ). |
Wijnbewaarkasten |
De gemeten waarde voor de relatieve vochtigheid mag het nominale bereik met maximaal 10 % overschrijden. |
Geluidsemissie via de lucht |
De gemeten waarde moet overeenstemmen met de nominale waarde. |
(1) „Nominale waarde”: de waarde die door de fabrikant is opgegeven.
BIJLAGE VIII
Classificatie van huishoudelijke koelapparaten, methode voor het berekenen van de equivalente inhoud en de energie-efficiëntie-index
1. CLASSIFICATIE VAN HUISHOUDELIJKE KOELAPPARATEN
Huishoudelijke koelapparaten worden ingedeeld in categorieën (zie tabel 1).
De categorie waartoe een koelapparaat behoort, wordt bepaald door de ruimten waaruit het is samengesteld, zoals aangegeven in tabel 2, en is onafhankelijk van het aantal deuren en/of laden.
Tabel 1
Categorieën huishoudelijke koelapparaten
Categorie |
Benaming |
1 |
Koelkast met één of meer bewaarruimten voor verse levensmiddelen |
2 |
Koel-kelderkast, kelderkast en wijnbewaarkasten |
3 |
Koelkast-chiller en koelkast met vriesruimte zonder ster |
4 |
Koelkast met vriesruimte met één ster |
5 |
Koelkast met vriesruimte met twee sterren |
6 |
Koelkast met vriesruimte met drie sterren |
7 |
Koel-vrieskast |
8 |
Diepvrieskast |
9 |
Diepvrieskist |
10 |
Multigebruiks- en overige koelapparaten |
Huishoudelijke koelapparaten die vanwege de temperatuur van de ruimte(n) niet in een van de categorieën 1 tot en met 9 kunnen worden ingedeeld, worden in categorie 10 ingedeeld.
Tabel 2
Classificatie huishoudelijke koelapparaten en relevante beschikbare ruimten
Nominale temperatuur (voor de EEI) (°C) |
Ontwerp T |
+12 |
+12 |
+5 |
0 |
0 |
–6 |
–12 |
–18 |
–18 |
Categorie (cijfer) |
Typen ruimten |
Overige |
Wijnbewaring |
Kelder |
Bewaring verse levensmiddelen |
Chillen |
Zonder ster/IJsbereiding |
1 ster |
2 sterren |
3 sterren |
4 sterren |
|
Categorie koelapparaat |
Ruimten |
||||||||||
KOELKAST MET ÉÉN OF MEER BEWAARRUIMTEN VOOR VERSE LEVENSMIDDELEN |
N |
N |
N |
J |
N |
N |
N |
N |
N |
N |
1 |
KOEL-KELDERKAST, KELDERKAST en WIJNBEWAARKAST |
F |
F |
F |
J |
N |
N |
N |
N |
N |
N |
2 |
F |
F |
J |
N |
N |
N |
N |
N |
N |
N |
||
N |
J |
N |
N |
N |
N |
N |
N |
N |
N |
||
KOELKAST-CHILLER en KOELKAST MET VRIESRUIMTE ZONDER STER |
F |
F |
F |
J |
J |
F |
N |
N |
N |
N |
3 |
F |
F |
F |
J |
F |
J |
N |
N |
N |
N |
||
KOELKAST MET VRIESRUIMTE MET ÉÉN STER |
F |
F |
F |
J |
F |
F |
J |
N |
N |
N |
4 |
KOELKAST MET VRIESRUIMTE MET TWEE STERREN |
F |
F |
F |
J |
F |
F |
F |
J |
N |
N |
5 |
KOELKAST MET VRIESRUIMTE MET DRIE STERREN |
F |
F |
F |
J |
F |
F |
F |
F |
J |
N |
6 |
KOEL-VRIESKAST |
F |
F |
F |
J |
F |
F |
F |
F |
F |
J |
7 |
DIEPVRIESKAST |
N |
N |
N |
N |
N |
N |
N |
F |
(J) (1) |
J |
8 |
DIEPVRIESKIST |
N |
N |
N |
N |
N |
N |
N |
F |
N |
J |
9 |
MULTIGEBRUIKS- EN OVERIGE APPARATEN |
F |
F |
F |
F |
F |
F |
F |
F |
F |
F |
10 |
Opmerkingen: J = de ruimte is aanwezig; N = de ruimte is niet aanwezig; F = de aanwezigheid van de ruimte is facultatief; |
Huishoudelijke koelapparaten worden ingedeeld in één of meer klimaatklassen (zie tabel 3)
Tabel 3
Klimaatklassen
Klasse |
Symbool |
Gemiddelde omgevingstemperatuur °C |
Uitgebreid gematigd |
SN |
+ 10 tot + 32 |
Gematigd |
N |
+ 16 tot + 32 |
Subtropisch |
ST |
+ 16 tot + 38 |
Tropisch |
T |
+ 16 tot + 43 |
De koelapparaten moeten voor alle ruimten tegelijkertijd en zonder overschrijding van de toegestane temperatuurafwijkingen (tijdens de ontdooicyclus) de voorgeschreven bewaartemperaturen in stand kunnen houden, zoals aangegeven in tabel 4 voor de verschillende typen huishoudelijke koelapparaten en voor de toepasselijke klimaatklassen.
Multigebruiksapparaten en -ruimten moeten de voorgeschreven bewaartemperaturen voor de verschillende typen ruimten in stand kunnen houden wanneer deze temperaturen door de eindgebruiker volgens de aanwijzingen van de fabrikant kunnen worden ingesteld.
Tabel 4
Bewaartemperaturen
Bewaartemperaturen (°C) |
|||||||||||||||||||||||
Andere ruimte |
Wijnbewaarruimte |
Kelderruimte |
Vershoudruimte |
Chillen |
Vriesruimte met één ster |
Vriesruimte met twee sterren |
Diepvriezer en vriesruimte/ -kast met drie sterren |
||||||||||||||||
tom |
twma |
tcm |
t1m, t2m, t3m, tma |
tcc |
t* |
t** |
t*** |
||||||||||||||||
> + 14 |
+ 5 ≤ twma ≤ + 20 |
+ 8 ≤ tcm ≤ + 14 |
0 ≤ t1m, t2m, t3m ≤ + 8; tma ≤ + 4 |
– 2 ≤ tcc ≤ + 3 |
≤ – 6 |
≤ – 12 (2) |
≤ – 18 (2) |
||||||||||||||||
Opmerkingen:
|
2. BEREKENING VAN DE EQUIVALENTE INHOUD
De equivalente inhoud van een huishoudelijk koelapparaat is gelijk aan de som van de equivalente inhoud van alle ruimten. Hij wordt als volgt berekend en afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal:
waarbij:
— |
n = het aantal ruimten; |
— |
Vc = de netto-inhoud van de ruimte(n); |
— |
Tc = de nominale temperatuur van de ruimte(n) zoals aangegeven in tabel 2; |
— |
= de thermodynamische factor zoals aangegeven in tabel 5; |
— |
FFc , CC en BI = de volumecorrectiefactoren zoals vermeld in tabel 6. |
De thermodynamische correctiefactor is het temperatuurverschil tussen de nominale temperatuur van een ruimte Tc (zie tabel 2) en de omgevingstemperatuur onder standaardtestomstandigheden (+ 25 °C), uitgedrukt als een verhoudingscijfer van hetzelfde verschil voor een vershoudruimte met een temperatuur van + 5 °C.
De thermodynamische factoren voor de in bijlage I, onder g) tot en met n), beschreven ruimten worden vermeld in tabel 5.
Tabel 5
Thermodynamische factoren voor ruimten van koelapparaten
Ruimte |
Nominale temperatuur |
(25-Tc)/20 |
Andere ruimte |
Ontwerptemperatuur |
|
Kelderruimte/wijnbewaarruimte |
+12 °C |
0,65 |
Vershoudruimte |
+5 °C |
1,00 |
Chiller |
0 °C |
1,25 |
IJsbereider en vriesruimte zonder ster |
0 °C |
1,25 |
Vriesruimte met één ster |
–6 °C |
1,55 |
Vriesruimte met twee sterren |
–12 °C |
1,85 |
Vriesruimte met drie sterren |
–18 °C |
2,15 |
Diepvriezer (vriesruimte met vier sterren) |
–18 °C |
2,15 |
Opmerkingen:
i) |
voor multigebruiksruimten wordt de thermodynamische factor bepaald door de nominale temperatuur van het koudste type ruimte, zoals aangegeven in tabel 2, die door de eindgebruiker volgens de aanwijzingen van de fabrikant kan worden ingesteld en continu in stand gehouden. |
ii) |
voor een vriesgedeelte met twee sterren (binnen een diepvriezer) wordt bij het bepalen van de thermodynamische factor uitgegaan van Tc = – 12 °C. |
iii) |
voor andere ruimten wordt de thermodynamische factor bepaald door de koudste ontwerptemperatuur die door de eindgebruiker volgens de aanwijzingen van de fabrikant kan worden ingesteld en continu in stand gehouden. |
Tabel 6
Waarde van de correctiefactoren
Correctiefactor |
Waarde |
Omstandigheden |
FF (no-frost) |
1,2 |
Voor no-frost-ruimten bedoeld voor het bewaren van diepgevroren levensmiddelen |
1 |
Overige |
|
CC (klimaatklasse) |
1,2 |
Voor apparaten van klimaatklasse T (tropisch) |
1,1 |
Voor apparaten van klimaatklasse ST (subtropisch) |
|
1 |
Overige |
|
BI (inbouw) |
1,2 |
Voor inbouwapparaten met een breedte van minder dan 58 cm |
1 |
Overige |
Opmerkingen:
i) |
FF is de volumecorrectiefactor voor no-frost-ruimten. |
ii) |
CC is de volumecorrectiefactor voor een gegeven klimaatklasse. Wanneer een koelapparaat is ingedeeld bij meer dan één klimaatklasse, wordt voor de berekening van de equivalente inhoud de hoogste correctiefactor gebruikt. |
iii) |
BI is de volumecorrectiefactor voor inbouwapparaten. |
3. BEREKENING VAN DE ENERGIE-EFFICIËNTIE-INDEX
Voor het berekenen van de energie-efficiëntie-index (EEI) van een model huishoudelijk koelapparaat wordt het jaarlijkse energieverbruik van het huishoudelijk koelapparaat vergeleken met het standaardenergieverbruik per jaar.
1. |
De energie-efficiëntie-index (EEI) wordt, afgerond tot op één decimaal, als volgt berekend: waarbij:
|
2. |
Het jaarlijkse energieverbruik (AEC ) wordt in kWh/jaar en, afgerond tot op twee decimalen, als volgt berekend: AEC = E24h × 365 waarbij:
|
3. |
Het standaardenergieverbruik per jaar (SAEC) wordt in kWh/jaar en, afgerond tot op twee decimalen, als volgt berekend: SAEC = Veq × M + N + CH waarbij:
Tabel 7 Waarden voor M en N per categorie huishoudelijk koelapparaat
|
(1) Inclusief diepvrieskasten met drie sterren.
(2) Voor huishoudelijke no-frost-koelapparaten is tijdens de ontdooiingscyclus een temperatuurafwijking toegestaan van maximaal 3 K gedurende een periode van vier uur of 20 % voor de gehele cyclus, waarbij de kortste periode bepalend is.
(3) Opmerking: Voor huishoudelijke koelapparaten van categorie 10 zijn de waarden voor M en N afhankelijk van de temperatuur en steraanduiding van de vriesruimte met de laagste bewaartemperatuur die door de eindgebruiker volgens de aanwijzingen van de fabrikant kan worden ingesteld en continu in stand kan worden gehouden. Wanneer slechts een „andere ruimte”, als omschreven in tabel 2 en bijlage I, onder n), aanwezig is, worden de waarden van M en N voor categorie 1 gebruikt. Koelapparaten met een vriesruimte met drie sterren of diepvriesruimten worden beschouwd als een koel-vrieskast.
BIJLAGE IX
Energie-efficiëntieklassen
De energie-efficiëntieklasse van een huishoudelijk koelapparaat wordt bepaald volgens de bijbehorende energie-efficiëntie-index (EEI) zoals aangegeven in tabel 1 vanaf 20 december 2011 tot en met 30 juni 2014 en zoals aangegeven in tabel 2 vanaf 1 juli 2014.
De energie-efficiëntie-index van een huishoudelijk koelapparaat wordt bepaald volgens punt 3 van bijlage VIII.
Tabel 1
Energie-efficiëntieklassen tot en met 30 juni 2014
Energie-efficiëntieklasse |
Energie-efficiëntie-index |
A+++ (meest efficiënt) |
EEI < 22 |
A++ |
22 ≤ EEI < 33 |
A+ |
33 ≤ EEI < 44 |
A |
44 ≤ EEI < 55 |
B |
55 ≤ EEI < 75 |
C |
75 ≤ EEI < 95 |
D |
95 ≤ EEI < 110 |
E |
110 ≤ EEI < 125 |
F |
125 ≤ EEI < 150 |
G (minst efficiënt) |
EEI ≥ 150 |
Tabel 2
Energie-efficiëntieklassen vanaf 1 juli 2014
Energie-efficiëntieklasse |
Energie-efficiëntie-index |
A+++ (meest efficiënt) |
EEI < 22 |
A++ |
22 ≤ EEI < 33 |
A+ |
33 ≤ EEI < 42 |
A |
42 ≤ EEI < 55 |
B |
55 ≤ EEI < 75 |
C |
75 ≤ EEI < 95 |
D |
95 ≤ EEI < 110 |
E |
110 ≤ EEI < 125 |
F |
125 ≤ EEI < 150 |
G (minst efficiënt) |
EEI ≥ 150 |
30.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/47 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1061/2010 VAN DE COMMISSIE
van 28 september 2010
houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke wasmachines
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de van 19 mei 2010 vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2010/30/EU moet de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen betreffende de etikettering van energiegerelateerde producten die een aanzienlijk energiebesparend potentieel en een sterk verschil in prestatieniveaus bij een soortgelijke werking vertonen. |
(2) |
In Richtlijn 95/12/EG van de Commissie van 23 mei 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke wasmachines betreft (2), zijn bepalingen vastgelegd inzake de energie-etikettering van huishoudelijke wasmachines. |
(3) |
Het elektriciteitsverbruik van huishoudelijke wasmachines vertegenwoordigt een groot deel van het totale elektriciteitsverbruik van huishoudens in de Unie. De energie-efficiëntie is al verbeterd, maar het energieverbruik van huishoudelijke wasmachines kan nog veel meer worden teruggedrongen. |
(4) |
Richtlijn 95/12/EG moet worden ingetrokken en nieuwe bepalingen moeten worden vastgesteld bij deze verordening zodat het energielabel voor leveranciers een dynamische stimulans vormt om de energie-efficiëntie van huishoudelijke wasmachines verder te verbeteren en er zich snel een kentering op de markt voordoet waardoor energiezuinige technologieën beschikbaar komen. |
(5) |
Huishoudelijke was-droogcombinaties vallen binnen de werkingssfeer van Richtlijn 96/60/EG van de Commissie van 19 september 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke was-droogcombinaties betreft (3), en moeten dan ook buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Aangezien de functies van was-droogcombinaties echter vergelijkbaar zijn met die van huishoudelijke wasmachines moet Richtlijn 96/60/EG zo snel mogelijk worden herzien. |
(6) |
De informatie op het etiket moet worden verkregen volgens betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meetmethoden waaronder, indien beschikbaar, geharmoniseerde normen die zijn vastgesteld door de Europese normalisatie-instellingen die worden genoemd in bijlage I bij Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (4). |
(7) |
In deze verordening dienen een uniform ontwerp en een uniforme inhoud voor het etiket voor huishoudelijke wasmachines te worden vastgelegd. |
(8) |
Voorts moeten in deze verordening vereisten worden vastgelegd voor de technische documentatie en de productkaart voor huishoudelijke wasmachines. |
(9) |
Daarnaast moeten in deze verordening vereisten worden gespecificeerd voor de informatie die dient te worden verstrekt voor elke vorm van afstandsverkoop van en advertenties en technisch promotiematerieel voor huishoudelijke wasmachines. |
(10) |
Het is opportuun om in een herziening van deze verordening te voorzien waarbij rekening wordt gehouden met de technologische vooruitgang. |
(11) |
Ter vergemakkelijking van de overgang van Richtlijn 95/12/EG naar deze verordening, moeten huishoudelijke wasmachines met etiketten die overeenkomstig deze verordening zijn opgesteld, worden beschouwd als conform Richtlijn 95/12/EG. |
(12) |
Richtlijn 95/12/EG dient daarom te worden ingetrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Doel en toepassingsgebied
1. In deze verordening worden eisen vastgesteld voor de etikettering van en het verstrekken van aanvullende productinformatie over elektrische huishoudelijke wasmachines en voor aansluiting op het elektriciteitsnet bestemde elektrische huishoudelijke wasmachines die ook op batterijen kunnen werken, inclusief die welke voor niet-huishoudelijk gebruik worden verkocht en ingebouwde huishoudelijke wasmachines.
2. Deze verordening is niet van toepassing op huishoudelijke was-droogcombinaties.
Artikel 2
Definities
Met het oog op de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Richtlijn 2010/30/EU en wordt verstaan onder:
1. „huishoudelijke wasmachine”: een automatische wasmachine die textiel wast en spoelt met water, voorzien is van een centrifugefunctie en ontworpen is om hoofdzakelijk voor niet-professionele doeleinden te worden gebruikt;
2. „huishoudelijke inbouwwasmachine”: een huishoudelijke wasmachine bestemd om te worden geïnstalleerd in een kast, een daartoe bestemde nis in een muur of een soortgelijke locatie, en waarbij afwerking van het meubilair vereist is;
3. „automatische wasmachine”: een wasmachine die de lading volledig behandelt zonder dat tijdens het programma een tussenkomst van de gebruiker vereist is;
4. „huishoudelijke was-droogcombinatie”: een huishoudelijke wasmachine met centrifuge- en droogfunctie, meestal door verwarmen en centrifugeren;
5. „programma”: een reeks vooraf gedefinieerde handelingen die door de leverancier geschikt zijn verklaard voor het wassen van bepaalde types textiel;
6. „cyclus”: een volledig was-, spoel- en centrifugeproces, zoals gedefinieerd voor het geselecteerde programma;
7. „programmatijd”: de tijd tussen het begin en het einde van het programma, waarbij de door de eindgebruiker geprogrammeerde startvertraging niet wordt meegerekend;
8. „nominale capaciteit”: het maximumgewicht aan droog textiel van een bepaald type, in kilogram zoals vermeld door de leverancier met intervallen van 0,5 kg, dat door een huishoudelijke wasmachine kan worden verwerkt met het geselecteerde programma, voor zover de machine overeenkomstig de instructies van de leverancier is geladen;
9. „gedeeltelijke lading”: de helft van de nominale capaciteit van een huishoudelijke wasmachine voor een bepaald programma;
10. „resterend vochtgehalte”: de hoeveelheid vocht die de lading bevat aan het einde van de centrifugefase;
11. „uitstand”: een toestand waarbij de huishoudelijke wasmachine is uitgeschakeld met bedieningsinstrumenten of schakelaars die door de eindgebruiker tijdens het normale gebruik kunnen worden bediend om het laagste energieverbruik te bereiken, en die onbepaalde tijd kan duren terwijl de huishoudelijke wasmachine is aangesloten op een energiebron en overeenkomstig de instructies van de leverancier wordt gebruikt. Wanneer er geen bedieningsinstrument of schakelaar die door de eindgebruiker kan worden bediend, aanwezig is, betekent „uitstand” de toestand die wordt bereikt nadat de huishoudelijke wasmachine zelf is teruggekeerd naar een steady-state-energieverbruik;
12. „sluimerstand”: de stand met het laagste energieverbruik, die gedurende onbepaalde tijd na het voltooien van het programma kan blijven voortduren zonder verdere tussenkomst door de eindgebruiker, behalve het uitladen van de huishoudelijke wasmachine;
13. „gelijkwaardige huishoudelijke wasmachine”: een in de handel verkrijgbaar model van een huishoudelijke wasmachine met dezelfde nominale capaciteit, technische en prestatiekenmerken, energie- en waterverbruik en geluidsemissie via de lucht tijdens het wassen en centrifugeren als een ander model huishoudelijke wasmachine die door dezelfde leverancier in de handel wordt gebracht met een ander codenummer;
14. „eindgebruiker”: een consument die een huishoudelijke wasmachine koopt of naar verwachting zal kopen;
15. „verkooppunt”: een locatie waar huishoudelijke wasmachines worden tentoongesteld of te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden.
Artikel 3
Verantwoordelijkheden van leveranciers
De leveranciers zorgen ervoor dat:
a) |
elke huishoudelijke wasmachine wordt geleverd met een gedrukt etiket in het formaat en met vermelding van de informatie zoals beschreven in bijlage I; |
b) |
een productkaart, zoals beschreven in bijlage II, beschikbaar wordt gesteld; |
c) |
de technische documentatie zoals beschreven in bijlage III op verzoek beschikbaar wordt gesteld aan de autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie; |
d) |
in elke advertentie voor een specifiek model van een huishoudelijke wasmachine de energie-efficiëntieklasse wordt vermeld, indien de advertentie energiegerelateerde of prijsinformatie bevat; |
e) |
in al het technisch promotiemateriaal betreffende een specifiek model van een huishoudelijke wasmachine waarin de specifieke parameters voor dat model worden beschreven, de energie-efficiëntieklasse van dat model wordt vermeld. |
Artikel 4
Verantwoordelijkheden van handelaars
De handelaars zorgen ervoor dat:
a) |
op elke huishoudelijke wasmachine in het verkooppunt het overeenkomstig artikel 3, onder a), door de leveranciers verstrekte etiket is aangebracht op de buitenzijde van de voor- of bovenkant van de huishoudelijke wasmachine, zodat het duidelijk zichtbaar is; |
b) |
huishoudelijke wasmachines die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden en waarbij van de eindgebruiker niet kan worden verwacht dat hij het product uitgestald te zien krijgt, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig bijlage IV door de leveranciers te verstrekken informatie; |
c) |
in elke advertentie voor een specifiek model van een huishoudelijke wasmachine de energie-efficiëntieklasse wordt vermeld, indien de advertentie energiegerelateerde of prijsinformatie bevat; |
d) |
in al het technisch promotiemateriaal betreffende een specifiek model van een huishoudelijke wasmachine waarin de specifieke parameters voor dat model worden beschreven, de energie-efficiëntieklasse van dat model wordt vermeld. |
Artikel 5
Meetmethoden
De op grond van de artikelen 3 en 4 te verstrekken informatie wordt verkregen met behulp van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures waarbij gebruik wordt gemaakt van erkende meetmethoden die beantwoorden aan de stand van de techniek.
Artikel 6
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
De lidstaten passen de procedure van bijlage V toe bij het beoordelen van de conformiteit van de opgegeven energie-efficiëntieklasse, het jaarlijkse energieverbruik, het jaarlijkse waterverbruik, de centrifuge-efficiëntieklasse, het energieverbruik in de uitstand en de sluimerstand, de duur van de sluimerstand, het resterende vochtgehalte, de centrifugesnelheid en de geluidsemissie via de lucht.
Artikel 7
Evaluatie
De Commissie evalueert deze verordening uiterlijk vier jaar na haar inwerkingtreding op basis van de technologische vooruitgang. Tijdens de evaluatie worden met name de in bijlage V vastgestelde toleranties gecontroleerd.
Artikel 8
Intrekking
Richtlijn 95/12/EG wordt ingetrokken met ingang van 20 december 2011.
Artikel 9
Overgangsbepalingen
1. Artikel 3, onder d) en e), en artikel 4, onder b), c) en d), gelden niet voor drukwerk voor reclamedoeleinden en gedrukt technisch promotiemateriaal, gepubliceerd vóór 20 april 2012.
2. Huishoudelijke wasmachines die in de handel werden gebracht vóór 20 december 2011 voldoen aan de bepalingen van Richtlijn 95/12/EG.
3. Indien een uitvoeringsmaatregel voor Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke wasmachines was vastgesteld, moeten huishoudelijke wasmachines die voldoen aan de bepalingen van deze uitvoeringsmaatregel met betrekking tot de wasefficiëntie-eisen en het bepaalde in deze verordening, en die in de handel worden gebracht of te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden vóór 20 december 2011 worden beschouwd als in overeenstemming met de eisen van Richtlijn 95/12/EG.
Artikel 10
Inwerkingtreding en toepassing
1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Ze is van toepassing met ingang van 20 december 2011. Artikel 3, onder d) en e), en artikel 4, onder b), c) en d), zijn van toepassing met ingang van 20 april 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 september 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 153 van 18.6.2010, blz. 1.
(2) PB L 47 van 24.2.1996, blz. 35.
(3) PB L 266 van 18.10.1996, blz. 1.
(4) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
(5) PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
BIJLAGE I
Etiket
1. ETIKET
1. |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
2. |
Het ontwerp van het etiket moet in overeenstemming zijn met het model in punt 2. In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een „EU-milieukeur” is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1), een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd. |
2. ONTWERP VAN HET ETIKET
Het etiket moet overeenstemmen met het onderstaande model:
waarbij:
a) |
het etiket minstens 110 mm breed en 220 mm hoog moet zijn. Als het etiket op groter formaat wordt afgedrukt, moet de inhoud toch evenredig met bovenstaande specificaties blijven; |
b) |
de achtergrond wit moet zijn; |
c) |
de gebruikte kleuren cyaan, magenta, geel en zwart moeten zijn en volgens het volgende voorbeeld moeten worden gebruikt: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel, 0 % zwart; |
d) |
het etiket aan de volgende vereisten moet voldoen (de cijfers verwijzen naar bovenstaande figuur):
|
BIJLAGE II
Productkaart
1. |
De informatie op de productkaart van de huishoudelijke wasmachine moet in de onderstaande volgorde worden verstrekt en opgenomen in de productbrochure of andere schriftelijke informatie die samen met het product wordt geleverd:
|
2. |
Een kaart kan betrekking hebben op meerdere modellen huishoudelijke wasmachines die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
3. |
De informatie op de kaart kan worden verstrekt door het etiket in kleur of in zwart-wit af te beelden. In dit geval wordt ook de nog niet op het etiket weergegeven informatie van punt 1 verstrekt. |
BIJLAGE III
Technische documentatie
1. |
De in artikel 3, onder c), bedoelde technische documentatie bevat:
|
2. |
Wanneer de informatie in de technische documentatie voor een bepaald model huishoudelijke wasmachine is verkregen door berekeningen op basis van het ontwerp of door extrapolatie van gegevens van andere equivalente huishoudelijke wasmachines, of beide, dan dient de documentatie nadere bijzonderheden te bevatten over bedoelde berekeningen of extrapolaties, of beide, en over de tests die leveranciers hebben uitgevoerd om de nauwkeurigheid van die berekeningen te controleren. De informatie moet ook een lijst bevatten van alle andere equivalente huishoudelijke wasmachines waarover de informatie op soortgelijke wijze is verkregen. |
BIJLAGE IV
Informatie die moet worden verstrekt wanneer de eindgebruiker het product vermoedelijk niet uitgestald ziet
1. |
De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, onder b), wordt in de volgende volgorde verstrekt:
|
2. |
Wanneer daarnaast andere in de productkaart opgenomen informatie wordt verstrekt, gebeurt dit in de in bijlage II vermelde vorm en volgorde. |
3. |
Alle informatie waarnaar in deze bijlage wordt verwezen, dient in een leesbaar lettertype en een leesbare lettergrootte te worden afgedrukt of afgebeeld. |
BIJLAGE V
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Teneinde te controleren of aan de in de artikelen 3 en 4 vermelde eisen is voldaan, testen de autoriteiten van de lidstaten één huishoudelijke wasmachine. Wanneer de waarden van de gemeten parameters niet overeenkomen met de door de leverancier opgegeven waarden, binnen de in tabel 1 aangegeven toleranties, worden de metingen uitgevoerd op drie extra exemplaren van deze huishoudelijke wasmachine. Het wiskundige gemiddelde van de gemeten waarden van deze drie exemplaren moet overeenstemmen met de door de leverancier opgegeven waarden binnen de in tabel 1 aangegeven toleranties, met uitzondering van het energieverbruik, waarbij de gemeten waarden niet meer dan 6 % groter mogen zijn dan de nominale waarde van Et .
Zoniet voldoen dit model en alle andere gelijkwaardige huishoudelijke wasmachines niet aan de eisen van de artikelen 3 en 4.
De autoriteiten van de lidstaten moeten betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetmethoden toepassen die beantwoorden aan de algemeen erkende stand van de techniek, inclusief methoden die zijn vastgesteld in documenten waarvan de referentienummers met dat doel in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn gepubliceerd.
Tabel 1
Gemeten parameter |
Controletoleranties |
Jaarlijks energieverbruik |
De gemeten waarde mag niet meer dan 10 % groter zijn dan de nominale waarde (1) van AEC . |
Energieverbruik |
De gemeten waarde mag niet meer dan 10 % groter zijn dan de nominale waarde van Et . |
Programmatijd |
De gemeten waarde mag maximaal 10 % groter zijn dan de nominale waarde van Tt . |
Waterverbruik |
De gemeten waarde mag niet meer dan 10 % groter zijn dan de nominale waarde van Wt . |
Resterend vochtgehalte |
De gemeten waarde mag niet meer dan 10 % groter zijn dan de nominale waarde van D. |
Centrifugesnelheid |
De gemeten waarde mag maximaal 10 % lager zijn dan de nominale waarde. |
Energieverbruik in de uitstand en de sluimerstand |
De gemeten waarde van het energieverbruik Po en Pl van meer dan 1,00 W mag niet meer dan 10 % groter zijn dan de nominale waarde. De gemeten waarde van het energieverbruik Po en Pl van 1,00 W of minder mag niet meer dan 0,10 W groter zijn dan de nominale waarde. |
Duur van de sluimerstand |
De gemeten waarde mag niet meer dan 10 % groter zijn dan de nominale waarde van Tl . |
Geluidsemissie via de lucht |
De gemeten waarde moet overeenkomen met de nominale waarde. |
(1) Onder „nominale waarde” wordt de door de leverancier opgegeven waarde verstaan.
BIJLAGE VI
Energie-efficiëntieklassen en centrifuge-efficiëntieklassen
1. ENERGIE-EFFICIËNTIEKLASSEN
De energie-efficiëntieklasse van een huishoudelijke wasmachine wordt bepaald aan de hand van de bijbehorende energie-efficiëntie-index (EEI), zoals aangegeven in tabel 1.
De energie-efficiëntie-index (EEI) van een huishoudelijke wasmachine wordt bepaald volgens bijlage VII, punt 1.
Tabel 1
Energie-efficiëntieklassen
Energie-efficiëntieklasse |
Energie-efficiëntie-index |
A+++ (meest efficiënt) |
EEI < 46 |
A++ |
46 ≤ EEI < 52 |
A+ |
52 ≤ EEI < 59 |
A |
59 ≤ EEI < 68 |
B |
68 ≤ EEI < 77 |
C |
77 ≤ EEI < 87 |
D (minst efficiënt) |
EEI ≥ 87 |
2. CENTRIFUGE-EFFICIËNTIEKLASSEN
De centrifuge-efficiëntieklasse van een huishoudelijke wasmachine wordt bepaald aan de hand van het resterende vochtgehalte (D), zoals aangegeven in tabel 2.
Het resterende vochtgehalte (D) van een huishoudelijke wasmachine wordt bepaald volgens bijlage VII, punt 3.
Tabel 2
Centrifuge-efficiëntieklassen
Centrifuge-efficiëntieklasse |
Resterend vochtgehalte (%) |
A (meest efficiënt) |
D < 45 |
B |
45 ≤ D < 54 |
C |
54 ≤ D < 63 |
D |
63 ≤ D < 72 |
E |
72 ≤ D < 81 |
F |
81 ≤ D < 90 |
G (minst efficiënt) |
D ≥ 90 |
BIJLAGE VII
Methode voor het berekenen van de energie-efficiëntie-index, het jaarlijkse waterverbruik en het resterend vochtgehalte
1. BEREKENING VAN DE ENERGIE-EFFICIËNTIE-INDEX
Voor het berekenen van de energie-efficiëntie-index (EEI) van een huishoudelijke wasmachine wordt het gewogen jaarlijkse energieverbruik voor het standaard katoenprogramma op 60 °C bij volledige en gedeeltelijke lading en voor het standaard katoenprogramma op 40 °C bij gedeeltelijke lading vergeleken met het standaard jaarlijkse energieverbruik.
a) |
De energie-efficiëntie-index (EEI) wordt als volgt berekend, afgerond tot op één decimaal: waarbij:
|
b) |
Het standaard jaarlijkse energieverbruik (SAEC ) wordt als volgt berekend in kWh/jaar, afgerond tot op twee decimalen: SAEC = 47,0 × c + 51,7 waarbij:
|
c) |
Het gewogen jaarlijkse energieverbruik (AEC ) wordt als volgt berekend in kWh/jaar, afgerond tot op twee decimalen:
|
d) |
Het gewogen energieverbruik (Et ) wordt als volgt berekend in kWh, afgerond tot op twee decimalen: Et = [3 × Et,60 + 2 × Et,60½ + 2 × Et,40½ ]/7 waarbij:
|
e) |
Het gewogen vermogen in de uitstand (Po ) wordt als volgt berekend in W, afgerond tot op twee decimalen: Po = (3 × Po,60 + 2 × Po,60½ + 2 × Po,40½ )/7 waarbij:
|
f) |
Het gewogen vermogen in de sluimerstand (Pl ) wordt als volgt berekend in W, afgerond tot op twee decimalen: Pl = (3 × Pl,60 + 2 × Pl,60½ + 2 × Pl,40½ )/7 waarbij:
|
g) |
De gewogen programmatijd (Tt ) wordt als volgt berekend in minuten en afgerond tot op een minuut: Tt = (3 × Tt,60 + 2 × Tt,60½ + 2 × Tt,40½ )/7 waarbij:
|
h) |
De gewogen tijd in de sluimerstand (Tl ) wordt als volgt berekend in minuten en afgerond tot op de dichtstbijzijnde minuut: Tl = (3 × Tl,60 + 2 × Tl,60½ + 2 × Tl,40½ )/7 waarbij:
|
2. BEREKENING VAN HET GEWOGEN JAARLIJKSE WATERVERBRUIK
a) |
Het gewogen jaarlijkse waterverbruik (AWC ) van een huishoudelijke wasmachine wordt als volgt berekend in liter en afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal: AWc = Wt × 220 waarbij:
|
b) |
Het gewogen waterverbruik (Wt ) wordt als volgt berekend in liter en afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal: Wt = (3 × Wt,60 + 2 × Wt,60½ + 2 × Wt,40½ )/7 waarbij:
|
3. BEREKENING VAN HET GEWOGEN RESTEREND VOCHTGEHALTE
Het gewogen resterend vochtgehalte (D) van een huishoudelijke wasmachine wordt als volgt berekend in procenten en afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele procent:
D = (3 × D60 + 2 × D60½ + 2 × D40½ )/7
waarbij:
D60 |
het resterend vochtgehalte voor het standaard katoenprogramma op 60 °C bij volledige lading, in procenten en afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele procent; |
D60½ |
het resterend vochtgehalte voor het standaard katoenprogramma op 60 °C bij gedeeltelijke lading, in procenten en afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele procent; |
D40½ |
het resterend vochtgehalte voor het standaard katoenprogramma op 40 °C bij gedeeltelijke lading, in procenten en afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele procent. |
30.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/64 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1062/2010 VAN DE COMMISSIE
van 28 september 2010
houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van televisies
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2010/30/EU biedt een kader voor goedkeuring door de Commissie van gedelegeerde handelingen met betrekking tot de etikettering van energiegerelateerde producten die een aanzienlijk energiebesparingspotentieel bieden en bij een gelijkwaardige functionaliteit sterk verschillen wat de prestatieniveaus betreft. |
(2) |
Het elektriciteitsverbruik van televisies vormt een groot aandeel van het totale elektriciteitsverbruik van huishoudens in de Unie en televisies met een gelijkwaardige functionaliteit verschillen sterk wat de energie-efficiëntie betreft. De energie-efficiëntie van televisies kan aanzienlijk worden verbeterd. Televisies moeten daarom vallen onder de eisen inzake energie-etikettering. |
(3) |
Er dienen geharmoniseerde bepalingen te worden opgesteld voor de vermelding van de energie-efficiëntie en het energieverbruik van televisies door etikettering en standaard-productinformatie met als doel fabrikanten te stimuleren de energie-efficiëntie van televisies te verbeteren, eindgebruikers aan te moedigen energiezuinige modellen aan te schaffen, het elektriciteitsverbruik van deze producten terug te dringen en bij te dragen aan het goed functioneren van de interne markt. |
(4) |
De bepalingen in deze verordening en in Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies (2), kunnen tezamen leiden tot een jaarlijkse elektriciteitsbesparing van 43 TWh tegen 2020, in vergelijking met de situatie waarbij geen maatregelen worden getroffen. |
(5) |
De informatie op het etiket moet worden verkregen volgens betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meetmethoden waaronder, indien beschikbaar, geharmoniseerde normen die zijn vastgesteld door de Europese normalisatie- instellingen die worden genoemd in bijlage I bij Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (3). |
(6) |
In deze verordening dienen een uniform ontwerp en een uniforme inhoud voor het etiket voor televisies te worden vastgelegd. |
(7) |
Voorts moeten in deze verordening vereisten worden vastgelegd voor de technische documentatie en de productkaart voor televisies. |
(8) |
Daarnaast moeten in deze verordening vereisten worden vastgelegd voor de informatie die dient te worden verstrekt voor vormen van afstandsverkoop van en advertenties en technisch reclamemateriaal voor televisies. |
(9) |
Om de productie van energie-efficiënte televisies te stimuleren, moet leveranciers die televisies in de handel wensen te brengen die aan de eisen voor hogere energie-efficiëntieklassen kunnen voldoen vóór de datum waarop de etikettering van deze klassen verplicht wordt, de mogelijkheid worden geboden etiketten te gebruiken waarop deze klassen worden vermeld. |
(10) |
Er moet worden voorzien in een evaluatie van deze verordening in het licht van de technologische ontwikkelingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Doel
In deze verordening worden eisen vastgesteld inzake de etikettering van televisies en de verstrekking van aanvullende productinformatie voor televisies.
Artikel 2
Definities
Naast de definities in artikel 2 van Richtlijn 2010/30/EU wordt verstaan onder:
1. „televisie”: een televisietoestel of beeldmonitor;
2. „televisietoestel”: een product dat primair is ontworpen voor de weergave en ontvangst van audiovisuele signalen, dat in de handel wordt gebracht onder één model- of systeemaanduiding en dat bestaat uit:
3. „beeldmonitor”: een product dat is ontworpen voor de weergave op een geïntegreerd scherm van videosignalen die afkomstig kunnen zijn uit verschillende bronnen, waaronder televisie-uitzendingen, waarmee optioneel audiosignalen uit een externe bron worden bestuurd en gereproduceerd en dat met die bronnen is verbonden via gestandaardiseerde videosignaalpaden, daaronder begrepen cinch (component, composiet), scart, HDMI en toekomstige draadloze standaarden (maar uitgezonderd niet-gestandaardiseerde videosignaalpaden zoals DVI en SDI), maar dat geen ethersignalen kan ontvangen en verwerken;
4. „gebruiksstand”: de toestand waarin de televisie is aangesloten op de netvoedingsbron en beeld en geluid voortbrengt;
5. „thuisstand”: de televisie-instelling die door de fabrikant wordt aanbevolen voor normaal thuisgebruik;
6. „slaapstand”: toestand waarbij de apparatuur is aangesloten op het elektriciteitsnet, afhankelijk is van de energietoevoer van het elektriciteitsnet om naar behoren te functioneren en uitsluitend de volgende functies biedt, die voor onbepaalde tijd kunnen voortduren:
7. „uitstand”: toestand waarbij de apparatuur is aangesloten op het elektriciteitsnet en geen enkele functie biedt; de uitstand omvat ook:
8. „reactiveringsfunctie”: functie die de activering van andere standen, waaronder de gebruiksstand, mogelijk maakt, door middel van een schakelaar op afstand, waaronder afstandsbediening, een interne sensor of een timer die aanvullende functies, waaronder de gebruiksstand, inschakelt;
9. „informatie- of statusweergave”: doorlopende functie die zorgt voor de weergave van informatie of van de toestand van de apparatuur op een scherm, waaronder de tijdsaanduiding;
10. „verplicht menu”: een reeks televisie-instellingen die vooraf door de fabrikant zijn bepaald, waaruit de gebruiker van de televisie een keuze voor een bepaalde instelling moet maken wanneer de televisie voor het eerst wordt ingeschakeld;
11. „piekluminantieverhouding”: de verhouding tussen de piekluminantie van hetzij de toestand in de thuisstand, hetzij de toestand in de gebruiksstand van de televisie zoals die door de leverancier is ingesteld, en de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand;
12. „verkooppunt”: een locatie waar televisies worden tentoongesteld of te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden;
13. „eindgebruiker”: een consument die een televisie koopt of naar verwachting zal kopen.
Artikel 3
Verantwoordelijkheden van leveranciers
1. De leveranciers zien erop toe dat:
a) |
elke televisie wordt voorzien van een gedrukt etiket in het formaat en met de informatie zoals beschreven in bijlage V; |
b) |
een productkaart, zoals beschreven in bijlage III, beschikbaar wordt gesteld; |
c) |
de in bijlage IV vermelde technische documentatie op verzoek ter beschikking van de autoriteiten van de lidstaten en van de Commissie wordt gesteld; |
d) |
in elke advertentie voor een specifiek model televisie de energie-efficiëntieklasse wordt vermeld, indien de advertentie energiegerelateerde of prijsinformatie bevat; |
e) |
in al het technisch promotiemateriaal over een specifiek model televisie waarin specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse van dat model wordt vermeld. |
2. De energie-efficiëntieklassen zijn gebaseerd op de energie-efficiëntie-index, die wordt berekend overeenkomstig bijlage II.
3. De opmaak van het in bijlage V vermelde etiket wordt volgens het volgende tijdschema van toepassing:
a) |
voor televisies die na 30 november 2011 in de handel worden gebracht, komen de etiketten voor televisies met de energie-efficiëntieklassen:
|
b) |
Voor televisies die na 1 januari 2014 op de markt worden gebracht, komen de etiketten voor televisies met de energie-efficiëntieklassen A+, A, B, C, D, E en F overeen met punt 2 van bijlage V of, wanneer de leveranciers dat dienstig achten, punt 3 van die bijlage. |
c) |
Voor televisies die na 1 januari 2017 op de markt worden gebracht, komen de etiketten voor televisies met de energie-efficiëntieklassen A++, A+, A, B, C, D en E overeen met punt 3 van bijlage V of, wanneer de leveranciers dat dienstig achten, punt 4 van die bijlage. |
d) |
Voor televisies die na 1 januari 2020 op de markt worden gebracht, komen de etiketten voor televisies met de energie-efficiëntieklassen A+++, A++, A+, A, B, C en D overeen met punt 4 van bijlage V. |
Artikel 4
Verantwoordelijkheden van handelaars
De handelaars zien erop toe dat:
a) |
in het verkooppunt het overeenkomstig artikel 3, lid 1, door de leverancier verstrekte etiket op de voorzijde van elke televisie is aangebracht, zodat het duidelijk zichtbaar is; |
b) |
televisies die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden op een wijze die inhoudt dat de eindgebruiker de televisie waarschijnlijk niet uitgestald ziet, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig bijlage VI door de leverancier te verstrekken informatie; |
c) |
in elke advertentie voor een specifiek model televisie de energie-efficiëntieklasse wordt vermeld, indien de advertentie energiegerelateerde of prijsinformatie bevat; |
d) |
in al het technisch promotiemateriaal over een bepaald model televisie waarin specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse van dat model wordt vermeld. |
Artikel 5
Meetmethoden
De op grond van de artikelen 3 en 4 te verstrekken informatie wordt verkregen volgens betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures waarbij gebruik wordt gemaakt van erkende meetmethoden die beantwoorden aan de stand van de techniek zoals uiteengezet in bijlage VII.
Artikel 6
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
De lidstaten passen de in bijlage VIII vastgelegde procedure toe als zij een beoordeling maken van de conformiteit van de opgegeven energie-efficiëntieklasse.
Artikel 7
Herziening
De Commissie herziet deze verordening uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding ervan in het licht van de technologische vooruitgang.
Artikel 8
Overgangsbepaling
Artikel 3, lid 1, onder d) en e), en artikel 4, onder b), c) en d), zijn niet van toepassing op drukwerk voor reclamedoeleinden en gedrukt technisch promotiemateriaal, gepubliceerd voor 30 maart 2012.
Artikel 9
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van 30 november 2011. Artikel 3, lid 1, onder d) en e), en artikel 4, onder b), c) en d), zijn echter van toepassing per 30 maart 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 september 2010.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 153 van 18.6.2010, blz. 1.
(2) PB L 191 van 23.7.2009, blz. 42.
(3) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
(4) PB L 390 van 31.12.2004, blz. 24.
BIJLAGE I
Energie-efficiëntieklasse
De energie-efficiëntieklasse van een televisie wordt bepaald volgens de bijbehorende energie-efficiëntie-index (EEI) zoals aangegeven in tabel 1. De energie-efficiëntie-index van een televisie wordt bepaald volgens punt 1 van bijlage II.
Tabel 1
Energie-efficiëntieklasse van een televisie
Energie-efficiëntieklasse |
Energie-efficiëntie-index |
A+++ (meest efficiënt) |
EEI < 0,10 |
A++ |
0,10 ≤ EEI < 0,16 |
A+ |
0,16 ≤ EEI < 0,23 |
A |
0,23 ≤ EEI < 0,30 |
B |
0,30 ≤ EEI < 0,42 |
C |
0,42 ≤ EEI < 0,60 |
D |
0,60 ≤ EEI < 0,80 |
E |
0,80 ≤ EEI < 0,90 |
F |
0,90 ≤ EEI < 1,00 |
G (minst efficiënt) |
1,00 ≤ EEI |
BIJLAGE II
Methode voor het berekenen van de energie-efficiëntie-index en het jaarlijkse energieverbruik in de gebruiksstand
1. |
De energie-efficiëntie-index (EEI) wordt berekend als EEI = P/Pref (A), waarbij:
|
2. |
Het jaarlijkse energieverbruik in de gebruiksstand E (in kWh) wordt berekend als E = 1,46 × P. |
3. |
Televisies met automatische helderheidscontrole Voor het berekenen van de energie-efficiëntie-index en het jaarlijkse energieverbruik in de gebruiksstand, zoals bedoeld in de punten 1 en 2, wordt het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand, zoals bepaald volgens de procedure van bijlage VII, met 5 % verlaagd als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan wanneer de televisie in de handel wordt gebracht:
|
BIJLAGE III
Productkaart
1. |
De informatie op de productkaart wordt in de volgende volgorde verstrekt en opgenomen in de brochure over het product of andere schriftelijke informatie die bij het product wordt versterkt:
|
2. |
Eén kaart kan betrekking hebben op meerdere modellen televisies die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
3. |
De informatie op de kaart kan worden verstrekt door het etiket in kleur of in zwart-wit af te beelden. In dit geval dient de informatie in punt 1 die nog niet op het etiket is vermeld, ook te worden verstrekt. |
BIJLAGE IV
Technische documentatie
De in artikel 3, lid 1, onder c), bedoelde technische documentatie bevat:
a) |
de naam en het adres van de leverancier; |
b) |
een algemene beschrijving van het televisiemodel aan de hand waarvan het duidelijk en gemakkelijk kan worden herkend; |
c) |
in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen; |
d) |
in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties; |
e) |
de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden; |
f) |
testparameters voor metingen:
|
g) |
gebruiksstandparameters:
|
h) |
voor iedere slaap- en/of uitstand:
|
BIJLAGE V
Etiket
1. ETIKET 1
a) |
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
|
b) |
Het ontwerp van het etiket moet in overeenstemming zijn met het model in punt 5. |
2. ETIKET 2
a) |
De in punt 1, onder a), vermelde informatie wordt in het etiket opgenomen. |
b) |
Het ontwerp van het etiket moet in overeenstemming zijn met het model in punt 5. |
3. ETIKET 3
a) |
De in punt 1, onder a), vermelde informatie wordt in het etiket opgenomen. |
b) |
Het ontwerp van het etiket moet in overeenstemming zijn met het model in punt 5. |
4. ETIKET 4
a) |
De in punt 1, onder a), vermelde informatie wordt in het etiket opgenomen. |
b) |
Het ontwerp van het etiket moet in overeenstemming zijn met het model in punt 5. |
5. Het etiket wordt volgens het onderstaande model ontworpen:
Specificaties:
a) |
Het etiket moet minstens 60 mm breed en 120 mm hoog zijn. Als het etiket op groter formaat wordt afgedrukt, moet de inhoud toch evenredig met bovenstaande specificaties blijven; |
b) |
Voor televisies met een schermoppervlak van meer dan 29 dm2 moet de achtergrond wit zijn. Voor televisies met een schermoppervlak van 29 dm2 of minder moet de achtergrond wit of transparant zijn; |
c) |
De gebruikte kleuren zijn cyaan, magenta, geel en zwart en worden volgens het volgende voorbeeld gebruikt: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel, 0 % zwart; |
d) |
Het etiket moet aan de volgende vereisten voldoen (de cijfers verwijzen naar bovenstaande figuur):
|
BIJLAGE VI
Informatie die moet worden verstrekt wanneer de eindgebruiker het product vermoedelijk niet uitgestald ziet
1. |
De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, onder b), wordt in de volgende volgorde verstrekt:
|
2. |
Wanneer daarnaast andere in de productkaart opgenomen informatie wordt verstrekt, gebeurt dit in de in bijlage III vermelde vorm en volgorde. |
3. |
Alle in deze bijlage bedoelde informatie wordt in een leesbaar lettertype en op een leesbare grootte afgedrukt of getoond. |
BIJLAGE VII
Metingen
1. Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening dienen metingen te worden verricht aan de hand van een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meetmethoden, waaronder methoden die worden omschreven in documenten waarvan de referentienummers voor dat doel zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Metingen van het in punt 1 van bijlage II bedoelde elektriciteitsgebruik in de gebruiksstand
a) |
Algemene voorwaarden:
|
b) |
Voorwaarden voor de meting van het elektriciteitsverbruik van televisies in de gebruiksstand:
|
3. Metingen van het elektriciteitsgebruik in de gebruiksstand waarnaar wordt verwezen in bijlage III, punt 1, onder g)
Een vermogen van 0,50 W of meer dient te worden gemeten met een onzekerheid van ten hoogste 2 % bij een betrouwbaarheidsniveau van 95 %. Een vermogen van minder dan 0,50 W dient te worden gemeten met een onzekerheid van ten hoogste 0,01 W bij een betrouwbaarheidsniveau van 95 %.
4. Metingen van de piekluminantie, zoals bedoeld in bijlage VIII, punt 2, onder c)
a) |
De metingen van de piekluminantie worden uitgevoerd met een luminantiemeter, die het gedeelte van het scherm detecteert met een volledig (100 %) wit beeld dat deel uitmaakt van een „full screen test”-testpatroon dat de gemiddelde helderheid van het beeld (APL) niet overschrijdt wanneer er in de luminantie-driver van het scherm een stroombeperking optreedt. |
b) |
De metingen van de luminantieverhouding worden uitgevoerd zonder bij het schakelen tussen hetzij de toestand in de thuisstand, hetzij de toestand in de gebruiksstand van de televisie zoals die door de leverancier is ingesteld, en de helderste toestand in de gebruiksstand, het detectiepunt van de luminantiemeter op het scherm te verstoren. |
BIJLAGE VIII
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Met het oog op de controle van de overeenstemming met de vereisten in de artikelen 3 en 4 passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende controleprocedure toe voor het in bijlage II, punt 1 bedoelde elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand en het in bijlage III, punt 1, onder g), bedoelde elektriciteitsverbruik in de slaap/uitstand.
1. |
De autoriteiten van de lidstaat testen één eenheid. |
2. |
Het desbetreffende model stemt overeen met de vermelde waarde van het stroomverbruik in de aanstand en de vermelde waarden van het stroomverbruik in de slaap- en uitstand, indien:
|
3. |
Als de onder punt 2, onder a), b) of c), bedoelde uitkomsten niet worden bereikt, worden nog drie exemplaren van hetzelfde model getest. |
4. |
Nadat drie andere exemplaren van hetzelfde model zijn getest, stemt het desbetreffende model overeen met de opgegeven waarde van het stroomverbruik in de aanstand en de opgegeven waarden van het stroomverbruik in de slaap- en uitstand, indien:
|
5. |
Als de onder punt 4, onder a), b) of c), bedoelde uitkomsten niet worden bereikt, wordt het model geacht niet overeen te stemmen met de vereisten. |